Maak kennis met Maurice Peters, adviseur crisisbeheersing en OTO
In de rubriek ‘Maak kennis met’ spreken we met Maurice Peters. Hij werkt sinds 1 februari 2018 als adviseur crisisbeheersing en OTO bij AZO.
Wat doet een adviseur crisisbeheersing en OTO?
“Ik help ziekenhuizen, ambulancediensten, huisartsenorganisaties, GGD en GGZ om zich voor te bereiden op rampen en crisissituaties. Om voorbereid te zijn maken organisaties OTO-plannen. OTO staat voor Opleiden, Trainen, Oefenen. Voor mij als adviseur is het daarbij de kunst om mensen en organisaties binnen het regionale netwerk acute zorg met elkaar te verbinden. Dus bijvoorbeeld de voorbereiding van de ziekenhuizen te koppelen aan die van de ambulancediensten. Zo versterken we de regionale crisisbeheersing.
Daarnaast stem ik af met de andere netwerken acute zorg in Nederland over het landelijk programma Crisisbeheersing. We werken aan een uniforme voorbereiding en samenwerking binnen en tussen de zorgregio’s. Voor het landelijke programma ben ik ook aanspreekpersoon voor bepaalde thema’s. Zo ben ik betrokken bij het thema Grootschalig Geneeskundige Bijstand en neem ik deel aan de landelijke werkgroep decontaminatie . Dat laatste gaat over de opvang van patiënten die in aanraking zijn geweest met chemische stoffen of radiologische vervuiling.”
Hoe ben je dit geworden?
“Ik heb een achtergrond binnen de acute zorg. Ik ben opgeleid en heb gewerkt als IC-verpleegkundige en ben daarna leidinggevende geweest van IC-afdelingen, bij Bernhoven en het Radboudumc. Ook heb ik bij het CWZ gewerkt als hoofd SEH. Daarna heb ik de overstap gemaakt naar AZO. Vanuit eerdere functies had ik dus ook al rollen in crisisteams, maar dan zat ik aan de andere kant van de tafel. Ik kende dus al veel mensen in de regio en uit het vakgebied. Daardoor kan ik me goed inleven. Bij de voorbereiding op calamiteiten of crisissituaties vind ik het dan ook belangrijk om te oefenen met situaties die reëel zijn voor onze regio. Het neerstorten van een vliegtuig is hier niet zo relevant, maar we hebben een aantal grote rivieren waar iets kan gebeuren. En er staat een aantal grote fabrieken waar zich een calamiteit kan voordoen waar de zorgorganisaties binnen de regio op voorbereid moeten zijn.”
Het is dus belangrijk om je op basis van realistische scenario’s voor te bereiden?
“Ja want het gaat om goed voorbereid zijn. Dan is het fijn als je samenwerkt met de mensen die je bij een echte calamiteit ook tegenkomt. We werken ook samen met externe bureaus die trainingen geven, maar de opzet daarbij is vaak algemener. Terwijl we in de regio veel mensen hebben die expert zijn op het gebied van crisisbeheersing. Dus we zoeken vaak naar een combinatie: experts uit onze regio in samenwerking met een externe partij.”
Wat voor soort trainingen worden georganiseerd?
“Mensen denken al snel aan een grootschalige oefening met lotusslachtoffers en helikopters in de lucht. Dat is lang niet altijd nodig. Het kan al helpen om samen crisisplannen door te nemen of te oefenen met taken en verantwoordelijkheden die gelden tijdens een crisis. Een table top oefening waarbij je aan tafel een casus doorneemt met elkaar of je kunt met een responscel werken. Dat is iemand die speelt dat hij of zij de burgemeester is of de plaatselijke brandweercommandant. Een combinatie van grootschalige, maar zeker ook kortcyclisch, kleine oefeningen werkt heel goed.
Afgelopen jaar hebben we bij de Sint Maartenskliniek en het CWZ een training op maat verzorgd waarbij we met een kleine club mensen oefenen. Vóór Covid oefenden we vaak op een externe locatie, zoals bij Van de Valk. Door de coronamaatregelen moesten we improviseren, maar dat bevalt in de praktijk erg goed. Dus dat houden we na Covid vast.”
Is het zorgelijk dat we door Covid minder opleiden, trainen en oefenen?
“Dat is moeilijk te zeggen. Maar we werken nu ook al zo lang in een situatie waarin veel afgestemd moet worden dat we eigenlijk continue aan het oefenen zijn. De regiopartners spreken elkaar vaker dan voor Covid. Dat we deze overlegstructuren al hadden staan en dat we elkaar weten te vinden, dat we geoefend hebben met elkaar af te stemmen, dat geeft ons nu een grote voorsprong. Mensen vinden het heel normaal dat ze nu elke week met elkaar afstemmen. Maar eigenlijk is dat bijzonder. Want we zijn allemaal individuele organisaties. Alle jaren die we daarin geïnvesteerd hebben, daarvan zien we nu het resultaat. Dat is mooi om te zien. En we leren er opnieuw veel van.”
Wat vind je leuk aan je werk?
“Veel aspecten. Ik ben verknocht aan de acute zorg. Alles wat ermee te maken heeft vind ik interessant. Zo vind ik het boeiend om de (acute) zorg voor patiënten zo goed mogelijk te organiseren, ook in tijden van crisis of calamiteiten. Dat we ook dan nog de juiste zorg op juiste plaats kunt geven. En dat ik bekend ben met het werk maakt het makkelijker in het contact met anderen. Bij veel vragen weet ik raad of ken ik nog wel iemand die kan helpen. Dat doe ik graag. Daarom ben ik ooit de verpleging in gegaan, omdat ik voor anderen wil zorgen. En dat wil ik nog steeds. “