Succesvolle regionale samenwerking tijdens piekdrukte acute kindzorg

25 januari 2024

Een plotselinge toename van het aantal besmettingen met het RS-virus zorgde in het najaar van 2023 voor een vroegtijdige drukte in de acute kindzorg, zowel landelijk als regionaal. In die periode is in Acute Zorgregio Oost intensief samengewerkt door afgevaardigde kinderartsen en operationeel managers van alle ziekenhuizen om de toegankelijkheid van de acute zorg voor kinderen te borgen. Jan Peter Rake (voorzitter van het regionaal netwerk acute kindzorg en kinderarts en medisch directeur van het Radboudumc Amalia kinderziekenhuis) begeleidde in deze periode de overleggen, ondersteund door AZO, om elkaar kort cyclisch op de hoogte te houden en om gezamenlijke maatregelen af te stemmen. Jan Peter blikt terug op zijn ervaringen en deelt waardevolle lessen die ook nuttig kunnen zijn voor andere acute zorgketens.

 

Hoe kijk je terug op de periode van hoge druk op de acute kindzorg, vanwege de enorme piek van het RS-virus? 

Jan Peter: “Wat heel mooi was aan deze drukke periode is dat de samenwerking tussen de ziekenhuizen onderling, maar ook met de andere ketenpartners heel soepel is verlopen. Dat komt doordat we elkaar al twee jaar periodiek spreken in het regionale overleg over de acute kindzorg. Zodoende konden we iedereen snel bij elkaar roepen en hebben we met afgevaardigde kinderartsen en operationeel managers van alle ziekenhuizen de ontstane situatie gezamenlijk in goede banen kunnen leiden.”

 

Hoe zag die samenwerking eruit? 

“We hebben drie keer per week een halfuur overleg gevoerd om de drukte en de capaciteit in de regio te bespreken, extra capaciteit vrij te maken en de druk zo goed mogelijk over de ziekenhuizen te verdelen. Hiervoor vulden alle ziekenhuizen tweemaal per dag kindzoektbed.com in en gaven daarmee hun daadwerkelijk beschikbare capaciteit op de kinderafdeling door. Zo was de reële beddencapaciteit per ziekenhuis altijd duidelijk en de ziekenhuizen anticipeerden bij het doorgeven van hun capaciteit niet op de eventuele komst van nieuwe patiëntjes uit de eigen subregio. De piek van virale luchtweginfecties hield ongeveer 3 weken aan. In deze periode hebben we gelukkig elk kind toch een bed kunnen geven. Niet altijd in het ziekenhuis het dichtste bij huis, maar wel in de regio. Het was hierbij passen en meten en het ging ten koste van de planbare zorg, maar het is gelukt om steeds een bed beschikbaar te hebben voor kinderen die acuut in het Radboudumc Amalia kinderziekenhuis op de MC of kinder-IC moesten worden opgenomen. Daarbij kwam het voor dat een kind vanuit de Gelderse Vallei in Ede op de kinder-IC van het Amalia kinderziekenhuis werd opgenomen, en vervolgens werd overgeplaatst naar het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem als daar plek was en in Ede niet. Zo konden er in het Amalia kinderziekenhuis weer andere kinderen op de kinder-IC opgenomen worden. ”

 

“Ook hebben alle ziekenhuizen zoveel mogelijk capaciteit vrijgemaakt voor de kinderafdeling. Bijvoorbeeld door 16- en 17-jarigen op te nemen op volwassen afdelingen en door verpleegkundigen van andere afdelingen in te zetten voor de acute kindzorg. Op het moment dat er nóg meer nodig was, hebben we een signaal afgegeven aan de raden van bestuur van de ziekenhuizen met het verzoek de planbare zorg regionaal af te schalen. Hier is snel gehoor aan gegeven en in alle ziekenhuizen is de planbare kindzorg afgeschaald. Dit had direct effect waardoor we na een week ook weer in gezamenlijkheid de planbare zorg beetje bij beetje konden opschalen. Mét de afspraak dat ieder ziekenhuis één of twee bedden beschikbaar hield voor acute overplaatsingen vanuit de andere ziekenhuizen. Op die manier hebben we gezorgd dat de capaciteit in de regio maximaal werd gemobiliseerd en hebben alle kinderen uiteindelijk de benodigde zorg kunnen ontvangen.”

 

Hoe heb je in deze drukke tijd de regionale samenwerking met de andere ketenpartners ervaren?

“Ook met hen hebben we heel goed samengewerkt. Afgevaardigden van de huisartsen(posten) en ambulancediensten zijn een aantal keren aangesloten bij het capaciteitsoverleg. Met de huisartsen bespraken we de indicaties voor verwijzing en opname. Deze zijn in een regionaal protocol vastgelegd. Ook werd afgesproken om kinderen direct in te sturen naar een verder gelegen ziekenhuis op het moment dat het dichtstbijzijnde ziekenhuis geen bed beschikbaar had. Uiteraard alleen als dit klinisch verantwoord was. Normaliter wordt een kind, ook als er geen bed beschikbaar is in het dichtstbijzijnde ziekenhuis, in eerste instantie opgevangen op de spoedeisende hulp (SEH) van dat ziekenhuis. Maar als vervolgens blijkt dat het kind toch opgenomen moet worden, moet het alsnog worden overgeplaatst. In deze drukke periode is gekozen om, na afstemming met het ‘eigen’ ziekenhuis, vanuit de huisartsenpost direct naar een verder gelegen ziekenhuis te verwijzen. Zo hebben we ervoor gezorgd dat kinderen niet onnodig lang op een SEH hoefden te verblijven.”

 

“Ook met de ambulancediensten hebben we constructieve afspraken kunnen maken, zodat kinderen die toch op een SEH opgevangen waren, zo vlot mogelijk naar een ziekenhuis vervoerd werden waar nog wel een bed beschikbaar was. Daarbij spraken we af dat de ambulancediensten, als het even mogelijk was, ook in de avond en nacht kinderen naar ziekenhuizen buiten hun eigen ambulanceregio zouden vervoeren. Hiervoor konden de kinderartsen laagdrempelig met de achterwacht van de triagisten overleggen. Helaas hebben desondanks een aantal kinderen op de SEH van een ziekenhuis moeten overnachten.”

 

“Bij de samenwerking met de ziekenhuizen was het opvallend hoe groot de bereidheid was om het belang van het eigen ziekenhuis onder het belang van de regio en daarmee het welzijn van de kinderen te plaatsen. Dit heb ik van velen zo terug gehoord. Hier spreek ik, namens en naar alle betrokken mijn oprechte waardering voor uit.”

 

Wat heb je geleerd uit deze periode?

“Ik heb geleerd dat het van groot belang is om elkaar te kennen en oog te hebben voor elkaars behoeften om effectief samen te kunnen werken. Liefst al vóór de acute situatie, dus voordat het per se moet. En dat deze samenwerking ook bestuurlijke goedkeuring en ondersteuning nodig heeft. Een kinderarts kan wel aangeven dat planbare zorg moet worden afgeschaald omdat er bedden vrijgemaakt moeten worden voor acute kindzorg, maar dit kan in een ziekenhuis conflicten veroorzaken met afdelingen die planbare zorg leveren en andere prioriteiten hebben. Een bestuurlijke beslissing, waarbij wordt aangegeven dat er tijdelijk geen planbare zorg wordt uitgevoerd vanwege de acute situatie, is dan essentieel. We hebben ervaren dat zo’n boodschap goed wordt ontvangen door de niet-acute zorgafdelingen wanneer deze vanuit de bestuurlijke lijn wordt gecommuniceerd.”

 

“Om effectief samen te kunnen werken is afstemming met de hele acute zorgketen van belang, de huisartsen, ambulancediensten en ziekenhuizen. De gezamenlijke capaciteit blijkt zoveel groter wanneer er goede afstemming plaatsvindt dan wanneer je simpelweg de individuele capaciteiten bij elkaar optelt.”